Ingrid Grimmelikhuizen

Ingrid Grimmelikhuizen

How to help?

Read about Burma on http://www.burmacampaign.org.uk/ Talk about Burma, raise awareness and don't forget!

Contribute to the Nepali or Philippino projects. See http://www.shangrilahome.be/ or http://www.filibata.nl/ for more information.







Fase 3: Burma

Een maand reizen in Burma en een maand les geven in een vluchtelingenkamp net over de grens, Mae Ra Moe, waar Karen gevlucht voor het Burmese leger hun toevlucht hebben gezocht.

Wednesday 25 August 2010

De stand van zaken is als volgt.


22 augustus

Ik heb zonet op de markt oploskoffie en oploskoffiemelk gevonden en geniet nu van koffie zonder 48 % suiker! Genieten van oploskoffie met oplosmelk...

Het is niet zo dat ik slecht eet en dat die koffie gunstig afsteekt bij wat ik hier naar binnen werk. Integendeel. ’s Ochtends en ’s avonds eten we meestal erg lekker. Vooral als ik de bloederige bende van het in mootjes hakken van een nog levende vis heb gemist en niet al te diep nadenk over de stand van de hygiene hier in huis (denk: rochelen en niezen boven de pannen en aan tafel, neus snuiten in je vingers en tíjdens het eten (en mij dan 2 seconden later met diezelfde hand een bamboo shoot aanreiken), tafeltje afvegen met een stinkend doekje dat nooit gewassen wordt, borden omspoelen zonder zeep of met zeep uit een sponsje dat zó vies is dat de borden er alleen maar vetter van worden.) Tussen de middag eten we wat over was van het ontbijt (koud, dus dat is minder) en voor tussendoor heb ik de ‘coconut dumpling’ ontdekt en cakejes die wél lekker en níet over de datum zijn (er bestaat voor de rijke buitenlander hier dus niet zoiets als een gedwongen ‘Mae Ra Moe dieet', iets dat mij op dit moment op zich geen kwaad zou doen).

Waarom ik dan toch van die koffie geniet: omdat het me doet denken een vorig leven, en wel mijn vorige leven in de Filippijnen waar we ook vrolijk allerlei poedertjes mixten tot iets drinkbaars (we gooiden er namelijk ook nog wel eens milo doorheen). En omdat het me eraan herinnert dat er een ander leven bestaat, dat er een wereld bestaat buiten het kamp.

Dat vergeet je makkelijk. Niet alleen is Mae Ra Moe volledig afgesloten van de buitenwereld (geen internet, geen ontvangst met je mobiel, een vaste lijn op een uur lopen, nauwelijks radio ontvangst), het ziet er ook afgelosten uit. Het ligt verstopt tussen de bergen, letterlijk onzichtbaar voor de buitenwereld, weggestopt op een paar uur rijden van het dichtsbijzijnde stadje (Mae Sariang).
Je kunt ook niet zomaar weg uit het kamp. Om het kamp in en uit te komen, heb je een pas nodig. Ik had een pas toen ik binnen kwam, en heb een nodig om er weer uit te gaan. In de tussentijd ben ik illegaal want officieel mogen er van de Thaise autoriteiten geen buitenlanders in het kamp verblijven. Die pas moet je aanvragen in Mae Sariang, de plek waar ik zonder pas niet kan komen. Ik ben dus afhankelijk van mijn contactpersoon July (die voor mij de pas aanvraagt) en van iemand die hier naartoe gaat (en de pas mee wil nemen). Dat July ongeveer twee maanden nodig had voor het aanvragen van mijn eerste pas (hij was het vergeten en moest het uiteindelijk nog doen toen ik er al was (en het kantoor dicht was)), stelt me niet erg gerust. Als hij het weer vergeet, zit ik hier vast. En als hij het niet vergeet, kan het zo maar gebeuren dat er toevallig nét een paar dagen niemand naar het kamp gaat. En als alles goed gaat, moet er ook nog maar net een auto gevonden worden die het kamp verlaat... Dit grijpt me soms behoorlijk naar de keel. Maar het is meer.

En dat is niet het discomfort waar ik als eerste over schreef. Daar wen je namelijk binnen twee dagen aan. En aan dat je was niet droogt en een beetje muf begint te ruiken ook. Iedereen ruikt namelijk een beetje (of heel erg) muf en ik kan me daar niet zo druk meer om maken.

De uitzichtloze situatie waarin de mensen verkeren (wat onherroepelijk zijn weerslag heeft op de sfeer) en de verveling zijn moeilijker te verdragen. Als ik geen les geef, bereid ik lessen voor, lees ik een boek of typ ik dus stukjes op mijn laptop. Veel meer is er niet te doen. En dan heb ik hier nog ‘werk’, iets te doen. Het enige wat de vluchtelingen hebben wat ik niet heb, is dat ze kunnen communiceren met elkaar. Mijn gesprekspartner is al 3 weken Htoo Saw en een echt gesprek hebben we nog niet gehad. Het gaat meer om uitwisselingen van informatie: ‘in my country’, ‘in Karen State’, zakelijke dingen over school. Mijn collega docente Engels is geweldig (en spreekt in tegenstelling tot sommige andere docenten Engels ook daadwerkelijk Engels), maar weinig op school. Gisteren ben ik met Htoo Saw en een student naar Mae La Oon kamp gelopen (anderhalf tot 2 uur stroomafwaarts, een tocht waar een toerist overigens grof geld voor zou betalen!) waar ik twee Niew Zeelanders ontmoette die daar een half jaar les geven. Ik merkte hoe ik ratelde en hoe heerlijk het was om weer eens echt te kletsen.

Maar dit voordeeltje, je vertrouwd voelen bij de mensen met wie je woont, kunnen ouwehoeren, valt werkelijk compleet in het niet bij alle ellende die het vluchtelingenschap met zich meebrengt. De mensen zijn gevlucht voor een guerilla oorlog, concreet: voor landmijnen en booby traps, voor verkrachting, marteling, mishandeling, tereur. Het Birmese leger brandt niet alleen maar dorpen plat, het vordert ook dragers of menselijke mijnenvegers (beide schijnt even dodelijk te zijn)of slacht mensen simpelweg af. Ik las dat Birma het op een na grootste leger heeft van Azie en 40% van het jaarlijkse budget besteedt aan de strijdkrachten. Birma voert geen internationale strijd maar een enorme oorlog tegen eigen burgers.

Uitzichtloosheid, verveling en traumas dus. Materieel is het niet veel beter. Gistereren vroeg ik Maung Naing of ze hier ook een beetje geld krijgen. Het antwoord was ‘nee’. Ze krijgen rijst, yellow beans, zout, olie, fishpaste en kolen maar mogen het kamp niet uit om werk te zoeken. Ze moeten het dus maar zien te rooien. Voor tandpasta, een nieuw t-shirt of zeep zijn ze of afhankelijk van een NGO of van familie. Maar familie heeft hij hier niet en tijd om het bos in te gaan en vanalles te verzamelen en te verkopen heeft hij, als student, ook niet. Een jaar geleden is hij terug gegaan naar zijn dorp in Karen State (wat overigens om allerlei redenen geen ongevaarlijke onderneming is) maar dit jaar gaat hij niet. Het kost hem namelijk 300 Baht voor de boot, ongeveer 7,5 euro, een bedrag dat hij onmogelijk bij elkaar kan sprokkelen of lenen. Zijn ouders hadden de laatste keer dat hij er was met moeite 10.000 Kyat voor hem gespaard, ongeveer 10 dollar. Maar hij vertelde lachend (hij zag de grap er zelf wel van in) dat dat op was toen hij 2 t-shirts en een paar nieuwe slippers had gekocht.

Ik zie hem vaak voor zich uit staren en maak me dan, zoals over veel studenten, zorgen. Ik hoop dat ze het redden, er mentaal niet aan onderdoor gaan. Als ik zo met Maung Naing praat, zie hoe hij lacht en hoe hij de humor kan inzien van de ellende, heb ik ik goede hoop. Maar hoe ontzettend sterk moet je zijn, om dit dag in dag uit, jaar in jaar uit, vol te houden.

Ik schaam me ervoor dat de uitzichtlooshied van de mensen en de traagheid van het leven, weerslag heeft op mijn gemoedstoestand. Terwijl ik gewoon weg ben over een paar dagen en terug ga naar het luxe leven van Mae Sariang (warme douche, verse koffie, yoghurt met muesli), Chiang Mai (yoga, thaise massages), Bangkok, Amsterdam.

Ik ga het kampleven niet missen. Maar de studenten wel. De tuthola van vorige week (knappe dame nummer 2) blijkt uiteindelijk gewoon een tuthola te zijn. Eentje die me ook tijdens de les behoorlijk op de zenuwen werkt. Ze schreeuwt voortdurend het goede antwoord, het verkeerde antwoord of zomaar een loze opmerking door het lokaal, geeft anderen niet de tijd om na te denken, vindt zichzelf een ‘excellent student’, kijkt verveeld om zich heen als ze alwéér als eerste klaar is en maakt regelmatig opmerkingen naar mij die niet per se aardig zijn. Bijvoorbeeld dat ik niet zoveel haar op mijn hoofd heb, op een spin lijk of dik ben. Dat laatste kan eventueel nog als compliment worden opgevat, die eerste twee opmerkingen zeker niet. Tutholas zijn dus universeel, en iets waar ik inmiddels mee om weet te gaan, want deze tuthola is natuurlijk niet de eerste tuthola die ik voor mijn neus heb.

Maar op dit moment wel de enige. De rest van de studenten is geweldig: lief, bescheiden, beleefd, behulpzaam, geestig. En een heel leuk stel bij elkaar. Met het Karen nationalisme valt het uiteindelijk ook wel weer mee (in de zin dat ze zich niet tegen de Birmezen in het algemeen keren): de meiden dwepen vreselijk met allerlei Birmese soapsterren, de jongens luisteren naar Birmese popmuziek. Ik ga de studenten missen. Voor hen was ik hier en zij hebben het gemaakt tot een bijzondere ervaring. Sterker nog, zonder hen zou ik het hier niet hebben uitgehouden.

Ik probeer dus nog een paar dagen relaxed over te komen, niet al te breed uit te meten dat ik het verder maar slecht uit te houden vind om de mensen hier niet nog verder te ontmoedigen. Voor de zoveelste keer het afgelopen jaar, prijs ik mezelf gelukkjg. Iedereen moet er hier maar het beste van maken terwijl ik gewoon kan zeggen ‘ het is op denk ik, de energie is weg en het is tijd om naar huis te gaan’.

Foto: Maung Naing, mijn absolute favoriet en huisgenoot. En hij bleef het t-shirt vrolijk dragen, ook nadat hij erachter was, wat er eigenlijk op staat!

Over propaganda gesproken...


... en nationalisme.

18 augustus

Afgelopen zaterdag was ik opeens een beetje klaar met het hele Karen gebeuren. Nou was ik al enigszins sjacherijnig doordat Htoo Saw overduidelijk twee studentes had meegevraagd op ons uitje naar de waterval die hij leuk vond. En niet twee studenten die, zoals hij had gezegd, graag hun Engels wilden oefenen. Gevolg: veel geflirt over en weer, veel bakvissengedrag van de twee meiden, veel grappen en grollen in Karen en een docent die er eigenlijk maar een beetje bij hing. Htoo Saw is met zijn 24 jaar in feite nog gewoon een puber die op zoek is naar aandacht van knappe meiden, onzeker en tegelijk macho is en mijn camera gebruikt voor de ene na de andere fotoshoot van zichzelf. Hij is een lieve schat, een goede docent maar blijkbaar nog niet altijd in staat zich professioneel te gedragen of in ieder geval door te hebben dat hij óók met een collega op pad is (die al 32 is!) en niet alleen maar met z’n vrienden. Ik voelde me dus lichtelijk ongemakkelijk en toen van mijn geld snacks werden gekocht, kreeg ik toch echt een behoorlijk ‘dit uitje wordt mede mogelijk gemaakt door teacher Ingrid’-gevoel. Toen ik probeerde toch wat Engels geoefend te krijgen kreeg ik van knappe dame nummer 1 te horen dat ik maar Karen moest leren. ‘Why?’ vroeg ik. Knappe dame nummer 2 antwoordde ‘Because you’re in Karen State’. Dat waren dus toch nog 2 mooie Engelse zinnen maar wel de wereld op z’n kop. ‘Ik ben hier niet voor mijn lol, maar omdat jij zo graag Engels wilt leren’, heb ik later uitgelegd. Dat is natuurlijk niet helemaal waar, maar laten we de zaken wel in verhouding blijven zien.

Pubers zijn dus overal hetzelfde. Ik dacht alleen als docent Engels verlost te zijn van allerlei irritante ideeën en verontrustende meningen en dat ik me zou kunnen storten op politiek neutrale zaken als voorzetsels en onregelmatige werkwoorden.

Niet dus. Bij het behandelen van de (in principe politiek weinig omstreden) ‘second conditional’, met als (altijd leuke) voorbeeldzin ‘If I had a million dollars, I would.....’ kreeg ik van één van de stundenten het gezellig antwoord: ‘buy a nuclear bomb and throw it on Burma’. Niet in een foutloze zin, maar de inhoud was meer dan duidelijk.

Later heb ik geprobeerd te achterhalen hoe de verhoudingen nou eigenlijk liggen. Zijn de Karen in oorlog met het regime of met het Birmese volk? Htoo Saw antwoordde dat voorheen de strijd gevoerd werd met de Birmezen maar nu tegen de generaals. De Karen vochten inderdaad tijdens WOII aan Britse zijde (met de belofte van onafhankelijkheid) terwijl Birmese nationalisten de Japanners steunden, maar iets in mij zei dat dit wellicht het sociaal wenselijke antwoord was. Hij vond het overigens een bijzonder grappige opmerking van die jongen, maar omdat hij zou hebben vergeten dat daarmee ook zijn familie zou omkomen. Redenering die klopt maar ook mank gaat want hij leek niet te bedenken dat daarmee ook Birmezen omkomen die net zo hard lijden onder de junta (iets dat we volgens mij gerust kunnen afronden naar boven op ‘alle Birmezen’). Hij ontkende hij dat ruim 60% van de bevolking in Birma ‘Bamar’ (Birmees) is en deed dat af als propaganda, terwijl dat wél is wat ik lees op allerlei websites van internationale (mensenrechten)organisaties. Later las ik dat er inderdaad meningsverschillen zijn over de Karen die in de delta wonen en met de Bamar op een hoop worden gegooid. Maar goed, ik heb de Birmezen in Birma niet geteld dus wat kan ik zeggen....

Waarschijnlijk dat ik het allemaal niet zo zwaar moet nemen: de docent maatschappijleer in mij moet vertellen zich koest te houden. Ook moet ik misschien wat milder zijn, de mensen en de jongeren hier niet kwalijk nemen dat ze zich volledig storten op alles wat Karen is, me realiseren dat dit waarschijnlijk de enige manier is waarop ze zich kunnen handhaven. En per slot van rekening zijn ze ook gewoon Karen, een volk dat niet mag bestaan en probeert te overleven tussen de strijders terwijl dorpen worden platgebrand en de hun land vol ligt met landmijnen.

Maar ik moet opeens ook weer denken aan de jongen van het Guesthouse in Yangon die het op zíjn beurt niet zo had op de Karen. Zowel hij als Htoo Saw moeten het doen met de informatie die hen bereikt. En die informatiestroom wordt door anderen gereguleerd: óf door een regime dat bepaalt wat in de krant komt en bepaalde websites afschermt, óf door een kampcultuur die alle neuzen in dezelfde Karen richting zet en op een subtielere manier ervoor zorgt dat men er de ‘juiste’ ideeën op nahoudt (waarmee ik niet wil suggereren dat beide vormen van beinvloeding ook maar in enige verhouding tot elkaar staan, of dat ze op welke manier dan ook vergelijkbaar zijn (en al helemaal niet inhoudelijk!)). Voor mij is het probleem omgekeerd: ik heb zoveel informatie dat ik niet meer weet wat er nou precies allemaal aan de hand is. Wat ik wel weet, is dat ik me niet op neutraal gebied bevind, dat ik aan een kant sta (en dan bedoel ik uiteraard niet de zijde ‘tegen het regime’, of 'voor mensenrechtenschendingen') en dat ik me daar niet prettig bij voel. Ik realiseer me ook dat dit inherent is aan het werken in een vluchtelingenkamp (en dat ik dat op voorhand had kunnen bedenken?), dat een situatie nooit ‘simpel’ is en dat het aan mij is een manier te vinden om daarmee om te gaan. Ik ga er dus vanuit dat het maar een paar studenten zijn, dat de rest er ook niks aan kan doen en wat genuanceerdere (of minder provocerendere) ideeen heeft. En dat we het hier nog steeds vooral over slachtoffers hebben, over vluchtelingen die hier echt niet voor hun lol zitten.

Als ik later terug kom van een middagje ‘fellowship’ met de meiden van de Karen Young Women Leadership school (wat, voor zover het middagprogramma betrof, vooral ging om spelletjes spelen waarbij ik goede sier maakte met uit het rommelhok opgedoken ‘bingo’ (met prijsjes) en ‘twister’ (wat je ook heel goed in een longyi kunt spelen weet ik nu)), was ik, omdat ik er niet vanuit ga dat de Karen Young Women Leaders een soort militante vrouwenclub is, weer gerustgesteld. Want de studenten zijn gewoon geweldig. Het is de ellende van ‘werken met mensen’ dat je er zo nu en dan eentje (of een paar) tegen komt waar je het niet zo goed mee kunt vinden. En de ellende van werken met pubers (die daar overigens geen alleenrecht op hebben) die zo nu en dan vanalles uitkramen zonder daar al te diep over nagedacht te hebben. En de verwarring die ontstaat als je merkt dan niet álles anders is, maar sommige dingen gewoon net als thuis.

Ik verveel me


15 augustus

Leven in een vluchtelingenkamp is vermoeiend. Juist omdat je nou niet bepaald veel te doen hebt. Tenminste, als je net als ik een verwende buitenlandse docent bent die geen hout hoeft te hakken, vuurtjes hoeft te stoken, allerlei bakken met water gevuld hoeft te houden, die niet om 6 uur op hoeft te staan om rijst te koken, groenten te snijden of kippen te slachten. Kortom: als het enige wat je moet doen op een dag een paar uur lesgeven, lesjes voorbereiden, douchen (en even snel je was door een sopje halen), eten en slapen is.

Leven in een vluchtelingenkamp is ook behoorlijk saai. Vooral als je de enige bent die Engels spreekt. Een paar dagen geleden was het ‘martelaren dag’: martelaren voor de Karen Revolution. En een marteldag voor de verwende buitenlandse docent die zich daardoor nog te plettererder verveelde. Iedereen ging naar de ceremonie voor 83 speeches en debatten. De studenten die mij anders vermaken (zij denken dat ik hén vermaak, maar in het echt is het eigenlijk andersom) hadden geen les en na 5 speeches in een taal die ik niet begreep, had ik het wel gezien en ben ik er vandoor gegaan. Naar de tea-shop (en in Birma zijn die heel leuk, bruisend en gezellig. Hier is het twee tafels in een schuurtje). Dat is tegenwoordig voor mij het uitje van de dag: 3 in 1 (en soms hebben ze nog wat lekkers te eten), en kijken naar (als je geluk hebt) Birmese video clipjes, of (als je pech hebt) luisteren naar afgrijselijk vrolijke, muzikaal maar matig interessante, en inhoudelijk zeer verontrustende Amerikaanse (Reborn?) Christian deuntjes en praatjes.

In Birma zijn zo ongeveer allle levensbeschouwingen vertegenwoordigd die je kunt verzinnen. Dit speelt een behoorlijke rol in het conflict. Het Boedhisme is dominant onder de Bamar (Birmezen) en de overheid gebruikt het om in een beter daglicht te komen door middel van bijvoorbeeld donaties aan kloosters en pagoda’s of het stimuleren van het kloosterleven. Vrijheid van godsdienst is op papier gewaarborgd maar in de praktijk worden er voortdurend beperkingen gesteld aan religieuze uitingen, worden religieuze groeperingen constant in de gaten gehouden en is er sprake van arrestaties en mishandeling van religieuze leiders en leden van de geloofsgemeenschappen. Boedhisten die niet in de pas lopen met de generaals zijn daarvan niet uitgezonderd. Dat bleek in 2007 toen vreedzaam demonstrerende monikken werden opgepakt, mishandeld en zelfs vermoord . Desondanks is er een ‘Ministry of Religious Affairs’ waaronder de invloedrijke ‘Department for the Promotion and Propagation of Sasana’ (Buddhist teaching) valt. Internationale Christelijke organisaties rapporteren over puntenplannen ter vernietiging van het Christelijke geloof door de junta. Met name de regio’s waar etniciteit, geloof en strijd om autonomie / afscheiding nauw met elkaar verweven zijn, zijn het doelwit. In ‘Karen State’ strijdt de ‘Democratic Karen Buddhist Army’ tegen de eigen Karen burgers en wordt daarin gesteund door de overheid.

Amnesty International noted in its Report 2010, The State of the World’s Human Rights, published 27 May 2010, for Burma, that “In June [2009], attacks by the army and the government-supported Democratic Karen Buddhist Army (DKBA) internally displaced thousands of ethnic minority Karen civilians and caused 4,800 refugees to flee to Thailand.

Hier in het kamp gaan Boedhisten en Christenen voor zover ik kan zien vrij gemakkelijk met elkaar om (zo is Maung Naing hier in huis Boedhist en Htoo Saw Christen en studenten weten soms niet eens van elkaar wat ze zijn). Toen ik hier net een dag was (en helemaal nog niet door had dat zoveel Karen (al dan niet recent) bekeerd zijn tot het Christendom, of dit al generaties zijn), werd ik uitgenodigd voor een ‘thanksgiving’ etentje van een jongen die binnenkort naar Zweden vertrekt. In al mijn onschuld dacht ik nog ‘wat grappig, iemand die een afscheids etentje geeft en alvast probeert in westerse sferen te komen’. Fout: thanksgiving was om half 8 ’s ochtends en bestond uit een dienst van ruim een uur en een ontbijt van nog geen tien minuten (het was een soort marathon ontbijt: eten en plaats maken voor de volgende). En toen ik tijdens die dienst opeens een heleboel keer het woord ‘amen’ voorbij hoorde komen en boekjes zag die verdacht veel op bijbels leken, besefte ik dat ik bij een van de vele bekeerde Karen was beland. De goeie ouwe missionaris heeft in Birma zijn werk prima gedaan. Maar ook tegenwoordig wordt er nog veel missiewerk verricht (ik heb begrepen zelfs door Filippino’s!), ook hier in het kamp. Ik snap hier helemaal niks van. Tenminste, de Karen snap ik wel: ik zou me ook gaan storten op en verdiepen in alles wat me aangeboden werd. Al was het maar om niet van pure ellende en verveling totaal compleet gestoord te raken. Wat ik niet begrijp is hoe je met een stapel bijbels onder de arm naar een uithoek van de wereld afreist om mensen die het aan alles ontbreekt behalve een eigen, prima, geloof te gaan lastig vallen met iets wat ze in feite helemaal niet nodig hebben . Voor die enkeling die naar het westen vertrekt levert het integratie technisch misschien nog wel wat op maar verder zie ik het nut er niet zo van in. Maargoed, ik heb niet bepaald recht van spreken want ik hoef hier niet te leven en een manier te vinden om het uit te houden.

Godzijdank niet. Want het leven is hier zwaar, al dan niet fysiek, en saai. Als ik dit schrijf, zit Maung Naing al een half uur naar de was te staren die we, toen de zon zich even liet zien, op het lijntje buiten hebben gehangen. Het is zondag en dan heeft men, behale naar de kerk gaan (maar Maung Naing is Boedhist), helemaal niks te doen. Het tempo is traag en mijn energie is daaraan exponentieel evenredig (of hoe zeg je dat wiskundig verantwoord). Hoe minder ik te doen heb, hoe slomer ik word. Ik kan me niet voorstellen dat dit voor de mensen hier anders werkt en vraag me af hoeveel er depressief of op z’n minst neerslachtig zijn geworden. Ik merk dat het leven hier op mij, na anderhalve week, die uitwerking al heeft. Ik heb nog niet de neiging om op een bankje naar de was te gaan zitten staren en de hele dag niks te doen. Maar ik weet dat dit komt doordat ik hier maar vier weken ben. Vier weken waarin ik me gratis en voor niks, geheel verzorgd (nou ja, naar vluchtelingenkamp maatstaven dan) mag richten op iets wat ik leuk vind om te doen maar vooral: iets dat zomaar nut zou kunnen hebben voor mijn toekomst. En dat lesgeven en druk zijn therapeutisch ook een meerwaarde heeft, is mooi meegenomen. Want een depressie heb ik niet nodig om het naar Nederland terugkeer proces soepeler te laten verlopen. Een maand in een huisje in de jungle (in het regenseizoen!) is daarvoor ook wel genoeg.

Een aantal interessante fragmenten


10 augustus

Een etnisch verdeeld land en een totalitair regime is een, letterlijk, dodelijke combinatie. Desondanks zijn de laatste geruchten hier in de kamp dat de Thaise overheid na de verkiezingen in Birma (oktober 2010) de vluchtelingenkampen zal sluiten en de Karen terug zal sturen.

Uit ‘Finding George Orwell in Burma’ (Emma Larkin, 2004):

‘When the British arrived they put Burma on the world map: British cartographers marked out the Empire’s new territory and drew the boundaries of the country as we see it on the globe today. These lines, often heavily debated with Siam, China and the French colonizers in neighbouring Laos, imposed upon the variety of peoples a single Burmese homeland. Like the Burmese kings before them, the British allowed different areas varying degrees of autonomy, and they left Burma with a chaotic map of disparate political needs. Some larger groupings, such as Shan State (...), signed a tentative agreement to acquiesce to Burmese rule for a trial period of ten years after which they would be given the right to secede. The Karen, one of Burma’s largest ethnic groups, who are concentrated along the border with Thailand, refused to sign any such agreement and prepared to fight for the independent state they had hoped the British would grant them.’

Ongeveer 2/3 van de bevolking in Birma etnish ‘Birmees’ (Bamar), de resterende 30 procent omvat de Shan, Karen, Rakhine, Chinese, Mon en Indiers, en de Akha, Chin, Danu, Kachin, Kokang, Lahu, Naga, Palaung, Pao, Rohingya, Tavoyan and Wa (die weer kunnen worden verdeeld in met 120 tot 130 etnische subgroepen). De Bamar wonen met name op de hoofdvlakte, de minderheidsgroepen in de heuvels en bergen die grenzen aan de grenzen aan Bangladesh, China, Laos en Thailand.
De overheid voert een assimilatiebeleid en verbiedt bijvoorbeeld dat lokale talen worden onderwezen. In datzelfde onderwijs draait ondertussen de propaganda machine op volle toeren en wordt een beeld gecreëerd van vredig samenlevende volken en daarmee van een tolerante houding van de Birmese overheid jegens deze groepen. In de praktijk is het tegenovergestelde waar:

The United States Department of State Country Report on Human Rights Practices
2009 (USSD Report 2009), published 11 March 2010, observed that:

“Wide-ranging governmental and societal discrimination against minorities persisted. Tension between the government army and ethnic populations remained high; the army occupied some ethnic groups' territories and controlled certain cities, towns, and highways. Abuses included reported killings, beatings, torture, forced labor, forced relocations, and rapes of members of ethnic groups by government soldiers. Some armed ethnic groups also may have committed abuses, but on a much smaller scale than the government arm.”

Of, uit het boek ‘Finding George Orwell in Burma’:

‘In the mid1970’s, Ne Win launched the notorious hpyat lay byat or ‘four cuts’ policy, which was designed to cut insurgents off from their key means of survival: food, funds, recruits and information. The story was that insurgents derived their strength from villagers who supported the ethnic armies fighting on their behalf. Burmese soldiers razed whole villages to the ground, forcing their inhabitants into mass relocation camps. Villagers were, and still are, used as living shields between the Burmese army and nationalist forces. They are coerced into walking in front of the army’s troops to act as human minesweepers for landmines laid by the insurgents. I once met a Padaung woman who was living in a refugee camp in Thailand. When the insurgent army in her area began blowing up electricity poles erected by the regime, she and her friends were forced by Burmese soldiers to stand beneath the poles to protect them from the rebels. The women had to stand alone throughout the night, one to a pole, and hope that the forces on their side would see them before they attacked.‘

In oktober worden in Birma verkiezingen gehouden. Ik heb geen idee wat ik me daarbij mag voorstellen. Dat de NLD van Aung San Su Kyi zal deelnemen, lijkt me uitgesloten. Zo ook de aanwezigheid van internationale waarnemers of vrije toegang tot informatie, vrijheid van meningsuiting en interessante politieke debatten voorafgaand aan de stembusgang. De laatste parlements verkiezingen waren in 1990. De NLD veroverde toen 392 van de 485 zetels, waarop de junta leden van de NLD, waaronder Aung San Su Kyi, gevangen zette en de uitslag naast zich neerlegde. Dat de junta wel raad weet met verkiezingen, blijkt ook uit onderstaand fragment. Aan werkelijk geen één voorwaarde voor vrije verkiezingen wordt voldaan. Het is zo onvrij ‘volgens het boekje’ dat het bijna knap is.

The Human Rights Watch World Report 2009, released in January 2009, covering events in 2008, stated that:

“The [constitutional] referendum was carried out in an environment of severe restrictions on access to information, repressive media laws, an almost total ban on freedom of expression, assembly, and association, and the continuing widespread detention of political activists. There were no independent international observers and Burmese and foreign media could only clandestinely cover it. The referendum was marred by voter registration irregularities, coercion and intimidation in communities and at polling stations, and widespread government corruption including ballot stuffing. Widespread international condemnation denounced the referendum as a sham.”

Het wachten is dus op een schijnvertoning die in het gunstigste geval een paar dagen de ogen van de wereld weer op Birma zal richten. Maar in essentie zal de sitatie waarin de bevolking verkeert, niet verbeteren. Sterker nog, als de geruchten over terugsturen kloppen, zal de situatie voor de Karen zelfs alleen maar verslechteren.

Je bent jong en je wilt wat....


... maar je hebt niks, je mag niks en kunt geen kant op.

Het is interessant om te zien datjeugdcultren zich desondanks onherroepelelijk verspreiden en dat hun tentakels zelfs reiken tot een uithoek als Mae Ra Moe. Op de markt is dezelfde rotzooi te koop als overal in Azië: T-shirts met prints en opgenaaide vestjes, riempjes, gespen (probeer in Azië eens een shirt zonder print of opgenaaid iets te vinden, het zal je moeilijk lukken). Hier en daar hebben mensen een tv waardoor (op dvd) mondjesmaat beelden uit de buitenwereld het kamp bereiken. Sommigen waren recent nog in Birma maar dat is nou niet bepaald een venster op de wereld of een koploper op het gebied van trends en mode.

De jongeren pakken wat ze pakken kunnen, krijgen flarden mee en moeten het daarmee doen. Ze tokkelen wat op een gitaar, zingen de al dan niet nieuwste hits en laten hun haar in min of meer hippe coupes knippen. Ze dragen óók ‘skinny jeans’ of groene broeken met veel zakken erop, voor hen is dat de laatste mode. Soms kun je redelijk uittekenen hoe iemand er uit zou hebben gezien, zou hij (het zijn vooral jongens die zich onderscheiden) volledige toegang hebben gehad tot media, markt en middelen. Maar die toegang ontbreekt. Het meest in het oog springt het gebrek aan ‘middelen’. De jongens voetballen op twee verschillende schoenen, een schoen en een laars , een sok en een schoen, op sokken of gewoon op blote voeten. Kinderen dragen kleding die tot op de draad versleten is, vaak met gaten. Mensen met familie buiten het kamp of een klein zaakje (een tea-shop of een winkeltje) hebben wat geld te besteden, maar voor de meesten is het pure armoede. Voor de jongeren is het improviseren en er wat van maken met wat je bij elkaar kunt sprokkelen. En aangewakkerd door een sterk nationaal bewustzijn en behoefte aan een Karen identiteit, zijn ze zelf fragmenten geworden van vanalles, waardoor een bizarre mix ontstaat van traditionele tunieken en longyis en ‘made in China, looks like Korea’.

Hoewel het de jongens zijn die zich het meest gedurfd kleden, zijn het de meisjes die zich het meest laten horen. De jongens zijn onwaarschijnlijk verlegen. Vaak komen ze ’s avonds langs om hun Engels te oefenen. Ze komen dan om me heen zitten maar weten geen woord uit te brengen. Simpele vragen kunnen ze niet beantwoorden, een gesprekje zit er echt niet in. Ik raak dus inmiddels behoorlijk bedreven in het spelen van spelletjes als ‘wie ben ik’ (wat altijd een succes is aangezien je allemaal heel suf met een blaadje op je hoofd zit en dan mag raden wat iemand anders van je gemaakt heeft) of ‘I spy with my little eye’ (‘ik zie ik zie wat jij niet ziet’). De jongens vinden alles waar ik mee aankom leuk en ik kan zo zien wat in de klas kan werken (en wat niet). Met duidelijke voorbeeldzinnen krijg ik ze aan het praten, maar toen ik vanochtend zei tegen een tweedejaars student ‘it is not near, it is far’, begreep hij daar helemaal niks van. Ook een antwoord op een vraag over zijn ‘girlfriend’ (‘is she your girlfriend or was she your girlfriend?’) kon alleen maar beantwoord worden door de woorden ‘now’ en ‘before’ in een steenkolen Engelse zin te plakken, allerlei wilde gebaren te maken (terug wijzen voor ‘before’ en naar de grond wijzen voor ‘now’) en heel duidelijk te ar ti cu le ren. Nou bestaat de verleden tijd schijnbaar niet in ‘Karen language’ maar deze jongen zit in het tweede jaar en het tweede jaar is op het momen in ‘Grammar Three’ . Ze hebben zich schijnbaar al door 2 grammatica boeken heen geworsteld en worden op het moment geacht de ‘past perfect’ en de ‘past perfect continuous’ te beheersen. Oftewel: I had gone, of I had been working. Opdrachten die ze op zich kunnen maken op het moment dat het nét is uitgelegd, met het boek erbij al dan niet overschrijvend van een ander voorbeeld. Met het beheersen van een taal heeft dat niets te maken.

Het feit dat de jongereren in feite geen woord Engels spreken, of durven te spreken, kan - aldus de docente Engels - verklaard worden aan de hand van hun verleden enerzijds en de toekomst anderzijds. Overvolle klassen waar ‘zitten, mond houden, overschrijven van het bord en opdreunen’ de norm is , is behoorlijk dodelijk voor de creatieve geest. Een totaal uitzichtloze situatie (werkelijk geen enkel of zeer beperkt perspectief op een betere toekomst), daagt ook niet bepaald uit tot meer doen dan wat iedereen hier doet omdat niks anders ooit iets heeft opgeleverd of toegestaan is: zitten en wachten.

Ik denk dat mijn collega zeker een punt heeft. We worden tot op zekere hoogte gevormd door ons verleden en bewust of onbewust doen na wat we anderen doen. Dat doen de jongeren ook wanneer ze proberen te lijken op wat ze zien op tv. Maar tegelijk blijkt hieruit juist óók een drang zich te onderscheiden en te ontwikkelen. En ze blijven naar school komen. Omdat dat gezellig is maar ook omdat velen uiteindelijk naar het Westen willen. De drang om vooruit te komen lijkt onverwoestbaar . En ik weet bijna zeker dat dat ook geldt voor creativiteit. Ik zie het dus wel zitten met deze jongeren en ga de komende weken proberen of ik ze actief en aan het praten kan krijgen. Ik betwijfel of dat in de past perfect weet ik wat zal zijn, en dat interesseert me ook bar weinig.

De eerste dagen in Mae Ra Moe


5 augustus

Onderweg denk ik nog dat het wel heel gek moet lopen, wil de schoonheid van het landschap niet opwegen tegen de tijd in het kamp. Ik ben weg van Chiangmai, weg van Mae Sariang, weg van de toeristen en realiseer me dat het onontdekte Thailand nog bestaat. Sterker nog, dat je er maar een klein eindje voor hoeft te rijden. We rijden steeds verder de bergen in en de weg verandert van een perfect geasfalteerde provinciale weg in een modderig pad met diepe sporen. Rainy season. De chauffeur ouwehoert onverstoorbaar door terwijl we wegslippen en de wielen ronddraaien zonder grip te vinden. Ik begrijp voor het eerst pas echt waarom auto’s uitgerust worden met vierwielaandrijving en de chauffeur roep ik in gedachten uit tot held van de dag.

In mijn nette bloesje, vóórin terwijl achterin (of tussen de varkens in de laadbak) de locals zitten, voel ik me hoe verder we de jungle in rijden totaal ontheemd. Het gevoel van in een compleet andere wereld beland te zijn, wordt alleen maar sterker als ik in het kamp aankom. Wat kan ik zeggen: ik ben terug in Birma, maar dit keer als inwoner van een dorp waar de tijd heeft stilgestaan. Ons huis redelijk groot heeft ’s avonds stroom en dus licht (van één lamp). Verder onderscheidt het zich op geen enkele manier van de andere huizen: een bamboe hut op palen met een dak van blaadjes, stromend water alleen als met een tuinslang de tonnen worden gevuld, koken op kooltjes en houtjes. De wc achterin het tuintje is een gat in de grond met een hutje eromheen en de douche een ton water achter een schutting. Overal lopen eenden, kippen, geiten, honden en katten. Sommige mensen houden varkens. Samen met de gebruikelijke bos dieren (wat voor zover ik dat tot nu toe kan beoordelen (en ‘alles wat je niet ziet, bestaat niet’)godzijdank slechts bestaat uit kakkerlakken, gecko’s en enorme duizendpoten) is het een behoorlijke dierentuin / kinderboerderij.

Ik ben ook terug ook in de wereld van de gelige ‘thanaka’(traditionele make-up), ‘longyis’ (wikkelrokken) en de ‘betel nut’ (en dus de rode tanden en de gore rode klodders die overal uitgetuft worden), rochelen en spugen , je neus snuiten met je vingers (of je tas, of je t-shirt), slurpen, etc. Een poging me min of meer aan te passen (en ik heb besloten dat niet te doen door gezellig mee te rochelen) mislukt al snel: als ik in mijn longyi en op mijn slippers door het kamp loop, mijn longyi verliezend (waardoor ik er al snel bij loop als een Indiër in een dhoti doordat ik de rok steeds oncharmanter opstroop, oprol, vastprop) en constant weg glibberend door de modder, besluit ik in het vervolg mijn spijkerbroek aan te trekken en de rubber laarzen die ik in Mae Sariang nog snel heb aangeschaft. Ik accepteer ook maar heel snel dat ik zelf niet ga koken op die kooltjes of afswassen boven de glibberige bamboe spijlen en troost me met de gedachten dat ik niet lui of achterlijk ben maar dat het gewoon te anders is hier.

Een vluchtelingenkamp is een vluchtelingenkamp. Het is geen gezellig dorp waar mensen vrijwillig wonen en weg gaan als ze het zat zijn. Het is geen plek waar je de spullen kan vinden die je graag eet, leest, gebruikt, doet, etc. Een wc achterin een tuintje is vooral ’s nachts totaal onhandig; In de regen, glibberend en slaapdronken je weg vinden, valt niet mee... Douchen in de regen valt dan wél weer reuze mee. Je was droog krijgen, uiteraard niet.

Ik stel mijn gedachten bij: ‘het moet wel heel gek lopen, wil ik dit niet een maand volhouden. Want alles went en uiteindelijk pas je je gewoon aan. Of je maakt er het beste van.’

Htoo Saw is mijn collega (onder het mom van ‘ken je vijand’ geeft hij Burmees) en huisgenoot. Hij gaat voor mij zorgen. Ik geef hem geld en hij koopt dan wat ik nodig heb. En wat hij dénkt dat ik nodig heb. Al een paar ochtenden vind ik een kopje mierzoete ‘koffie’ (ook hier: 3 in 1. Dat betekent 48 % suiker, 46% ‘non- dairy (huh?!) creamer en 6% oploskoffie in één zakje) en dubieze broodjes en cakejes (die echt niet zo heel erg lekker zijn en waarschijnlijk behoorlijk over de datum (zouden ze dat fenomeen hier kennen)) als pre-ontbijt snack. Of een pannenkoek met bonen en gefrituurde snacks die hij speciaal voor mij bestelt (en in alle vroegte opgehaalt). Htoo Saw is zo ontzettend lief dat ik hem het liefst de hele dag non-stop knuffels zou willen geven (maar hij is ook heel erg ‘Karen’ (de klemtoon ligt op ‘ren’ en de ‘a’ slik je in. ‘Kren’ dus eigenlijk) en zou zich waarschijnlijk helemaal te pletter schrikken als ik dat zou doen). Ik maak grapjes en zeg dat ik door hem hartstikke verwend (en moddervet) raak, dat ik als ik weer thuis ben om me heen zal kijken en me af zal vragen waar mijn koffie blijft. Daar wordt hij vooral nog verlegener van en vooralsnog resulteert het nog niet in een afname van het aantal snacks en koffie.

Gelukkig kunnen hij en mijn andere huisgenoot (mijn student Maung Naing) goed koken en eten we verder rijst met groente. En een soort vleesballetjes (lijkt op wat we in NL kennen als Smack) waar ik maar niet al te diep over nadenk (varkensvet in een plasticje?). Ik heb aangegeven liever geen vlees te eten, dus verdenk ik de jongens ervan van de gelegenheid (mijn geld) gebruik te maken en zichzelf 4 weken wat luxe veroorloven . Vluchtelingen krijgen hier rijst , ‘fishpaste’ en ‘yellow beans’ en de meesten hebben geen geld voor groente of vlees. Ik ben blij dat de jongens (en soms vrienden of studenten die mee eten) in ieder geval een paar weken wat beters op hun bord hebben en bedenk me dat mijn leven hier evengoed een koopje is.

Als ik ’s ochtends naar school loop word ik door kinderen aangestaaard, door volwassenen begroet met een glimlach of een ‘goodmorning teacher’. Zelfs oude mensen begroeten me op weg naar school respectvol, of grijpen opeens mijn hand vast om me te bedanken (waarvoor?). Voor het hele dorp ben ik ‘theramu’: docent, een woord dat ik vaak hoor vallen als ik langs loop: ‘daar heb je de docent’, of ‘dat is een docent’, neem ik aan dat ze zeggen. De studenten bedanken me na de les in koor, slepen het whiteboard heen en weer van het ene naar het andere lokaaltje, vegen het bord uit, spoelen mijn theekop om. En waarom? Gewoon omdat ik een gast ben die ook nog eens een paar uurtjes per dag les geeft.

Dus ik stel mijn gedachten voor de derde keer bij: ‘het moet wel heel gek lopen, wil het me straks lukken dit dorp en de mensen níet te missen’.

Thursday 29 July 2010

Burma


Burma, of Myanmar zoals de leiders het graag noemen, is een geweldig land. Waarom? Alles gaat goed, het wordt heel efficient bestuurd en veel is lekker overzichtelijk en praktisch geregeld. Lees maar!

Er gebeuren alleen maar goede dingen! Echt waar, je hoeft de voorpagina van krant er maar op na te slaan! Zo heeft een of andere generaal laatst een heleboel medicijnen gedoneerd aan een ziekenhuis. En een andere generaal heeft de opening bijgewoond van een middelbare school en was zeer betrokken bij de aanleg van een nieuw stuk snelweg! Het enige slechte nieuws komt uit het buitenland. Vooral uit Irak, waar de Amerikanen (maar dan iets subtieler geformuleerd) vooral burgers vermoorden.

Wat ook heel praktisch is, is dat op diezelfde voorpagina staat wat de ‘political, economic and social objectives’ zijn. Dat scheelt een heleboel nadenkwerk en hoe fijn is het om elke dag weer te lezen dat er hard wordt gewerkt aan ‘uplifting of health, fitness and education standards of the entire nation’ en dat ook ‘uplifting of dynamism of patriotic spirit’ heel belangrijk is.

Verder wordt alles gewoon lekker overzichtelijk gehouden voor de mensen. Veel boeken zijn verboden, zoals bijvoorbeeld ‘1984’ en ‘Animal Farm’ van George Orwell (die hier in de Britse tijd gestationeerd is geweest) en tijdschriften als Newsweek of Time zijn niet te krijgen. Satelliet t.v. bestaat wel, maar daar moet je wel eerst een vergunning voor aanvragen. Radio’s zijn officieel verboden maar worden gedoogd. Veel websites zijn niet toegankelijk. Tegenwoordig kun je voor ongeveer 25 dollar een sim kaart kopen. Tot voor kort was dit 1000 dollar. Ik hoop maar dat de mensen al die vrijheid aankunnen en niet massaal gaan communiceren / informele netwerkjes opzetten en vreemde ideeen gaan verspreiden!!

Wat ook handig is, is dat maar een paar mensen het voor het zeggen hebben. Dat versimpelt de besluitvorming enorm. Zo ontmoette ik iemand met een stuk land. Er was echter besloten dat dit stuk land een ‘hoger doel’ (wat overigens ook best een prive doel kan zijn geweest) moest dienen en dat hij onteigend zou worden. Uiteraard zonder schadeloosstelling. Onafhankelijke rechtspraak bestaat niet dus het is lekker doorpakken zo! Maar het kan nog beter: er gaan verhalen rond over de verkoop van hele stukken land of hele eilanden aan rijke Thai of Chinezen. Zo heeft iemand goed verdiend aan Andaman Island, wat nu min of meer Thais is en volgebouwd is met casino’s en golfbanen. Ook worden naar het schijnt hele teak bossen aan de buurlanden verkocht. Ik ga dat thuis ook eens proberen, kijken of ik de Drenthe kan verkopen aan Duitsland ofzo.

Wat bewonderenswaardig is, is dat ze heel goed de kosten laag weten te houden bij infrastructurele werken. De snelweg van Yangon naar de nieuwe hoofdstad (Naypitaw, landinwaarts omdat de oppergeneraal bang was voor een Amerikaanse invasie van Yangon) is zeer goedkoop gehouden door de inzet van dwangarbeiders. Dat er per mijl 3 mensen het niet overleefd hebben, weegt blijkbaar ruimschoots op tegen de voordelen van het inzetten van politieke gevangen die je vervolgens nauwelijks voedt en al helemaal niet beschermt tegen malaria...

Tenslotte hoeft Burma zich in de toekomst niet zo druk te maken over de uitstoot van broeikasgassen, compensatie, emissierechten etc. De energie die wordt opgewekt, wordt namelijk naar China geexporteerd waar het vervolgens in te kleine hoeveelheden weer van wordt terug gekocht. Gevolg: chronisch gebrek aan stroom en constant powercuts. De stroom die er is, gaat eerst naar de hoofdstad en de rest van het land draait dan op generators (of op kaarsjes en zaklampen).

Wat zegt dit over mijn maand in Burma? Eigenlijk helemaal niks. Als reiziger krijg je dit nauwelijks mee. Soms praat je met de juiste (=de onjuiste mensen dus) en hoor je de verhalen. Velen geven aan dat ze vooral een ‘normaal’ leven willen leiden: geld verdienen en je gezin onderhouden. Mensen houden dus min of meer bewust gewoon hun mond. Soms merk je dat iemand dondersgoed weet hoe de vork in de steel zit, soms merk je dat de propaganda machine zijn werk heeft gedaan. De jongen van het Guesthouse hield vol dat de Karen minderheid de agressor is en de ellende min of meer aan zichzelf heeft te danken. Op internationale websites lees ik (vanuit Thailand) dat de regering simpelweg ladingen granaten afvuurt en hele dorpen platbrandt.

Sommige delen van het land zitten gewoon op slot voor buitenlanders en het dichts dat ik in de buurt van zo’n gebied ben geweest, is ‘Myityikina’, een stadje in het noorden vanaf waar je in een paar dagen weer terug kunt varen naar de bewoonde wereld over de wonderschone Irriwaddy river. Onderweg stopten we een aantal keer in dorpjes waar duidelijk teveel militairen rondliepen en voelde je hoe iedereen zich gedeisd hield en min of meer in paniek raakte toen ik met mijn eigen ogen wilde zien dat het ‘private guesthouse’ toch echt bestond, maar niet mocht opereren. Het meisje dat me de weg wees kwam me ’s avonds nog speciaal opzoeken om me toe te vertrouwen dat het echt niet haar idee was om me direct naar het government-run guesthouse te sturen.

Het land heeft lange tijd behoorlijk dicht gezeten, heeft geen pin automaten en veel plaatsen zijn slecht bereikbaar (ookal moet ik toegeven dat die nieuwe snelweg de reistijd naar veel plaatsen wel aanzienlijk verkort) hetgeen tot gevolg heeft dat maar weinig toeristen het land bezoeken (vergeleken met bijvoorbeeld Thailand, Laos, Vietnam). En de mensen (de backpackers bedoel ik dan ) die je tegenkomt zijn over het algemeen oud en wijs. Oftewel: boven de 25, denken een beetje na, doen min of meer hun best om niet al te lomp over te komen en zijn niet gekomen om zich vol te gooien met bier. Bussen zijn goed en guesthouses goedkoop. Het land zelf is wonderschoon, de mensen nog niet verpest door het massatoerisme (en staren ze soms harder naar de toeristen dan andersom) en je kunt er de mooiste plekken en tempels nog helemaal voor jezelf hebben. Paradijs voor reizigers maar niet in de laatste plaats doordat authenticiteit die het land zo interessant en mooi maakt enerzijds, en vrijheid, ontwikkeling, vooruitgang en welvaart anderzijds slecht samen gaan.

Lees meer op http://www.amnesty.org/en/region/myanmar of www.burmacampaign.org.uk

De vakantie kiekjes staan op http://picasaweb.google.com/Ingrid.Grimmelikhuizen

About Me

My photo
Amsterdam, Netherlands
Na 5 jaar in het middelbaar onderwijs gewerkt te hebben, is het tijd voor wat anders...